Historie Schettens - Longerhouw
deel 17: Archeologie (1)
Vraagje: wat uit Schettens is het oudste object ? De kerk mischien of een boerderij...... ?
Helaas heeft Schettens weinig gebouwen, die het predikaat oud verdienen. De kerk zelf is van 1865 en de meeste boerderijen zijn ook van die tijd of vaak zelf jonger. Dan zijn enige huizen nog ouder, zoals bijvoorbeeld het huis van de familie Boersma aan het Bittenserpaed, die waarschijnlijk van 1831 is. Maar goed, hiermee zijn we nog niet in de middeleeuwen....
Van veel vroegere tijd zijn dan toch de grafstenen in de Hervormde kerk te
Schettens, waarvan de vroegste uit 1554 dateert. Hiermee zijn dit (zover bekend)
de oudst
bewaarde objecten die nog steeds in ons dorp aanwezig zijn.
Echter de kroon spannen toch wel de Schettenser terpvondsten die in het Fries Museum
bewaard worden. Verreweg de meeste vondsten zijn gedaan tijdens het afgraven de
terp Bittens. Dit is de terp ten noordoosten van Schettens, waar nu de families
Politiek en Buma wonen. De weg ernaartoe heet dan ook toepasselijk
Bittenserpaed. Tevens was deze terp, dat als vanouds bij het dorpsgebied van
Schettens hoort, bereikbaar via een opvaart van de Witmarsumervaart. Een groot
gedeelte van de opvaart is nog steeds aanwezig en omdat de handel nou eenmaal
via het water liep ontstond er natuurlijk bebouwing langs dit water, zodat
'achter de brege' een van de oudere gedeeltes is van Schettens.
Natuurlijk zijn de terpen verreweg de oudste woonplaatsen, omdat het daar alleen
droog was bij hoog water. Toen dan ook de terpen werden afgegraven omdat de
zeedijken nu voldoende bescherming boden, kwamen er flink wat archeologische
vondsten tevoorschijn. Wanneer Bittens precies is afgegraven is (nog) niet
achterhaald, maar in elk geval zijn er begin vorige eeuw (1912 en eerder)
een aantal belangrijke vondsten gedaan. In het Fries Museum bevind zich een
handgeschreven boek waarin per vindplaats een lijst werd bijgehouden van alle
vondsten.Gelukkig wordt hierin ook Schettens genoemd (in tegenstelling tot
Longerhouw). Op die pagina staat met grote en sierlijke letters Schettens
en met kleine letters, die er waarschijnlijk later bijgeschreven zijn, ..terp
ten (N. oosten) Noorden van.
(314 ?) terpenkaart.
Op bedoelde terpenkaart die, als bijlage van het beroemde boek 'Friesland tot de elfde eeuw' van Mr. P. Boeles uit 1951, staan alle tot dan toe bekende terpen met vondsten vermeld en met een nummer aangegeven. Hierop heeft de kerkterp van Schettens nummer 329, Sotterum 330 en Bittens 314. Dat er een vraagteken bijstaat betekent dat er enige verwarring moet zijn geweest, waar de vondsten precies gegaan zijn. Echter er bestaat nu geen twijfel over dat hiermee Bittens wordt bedoeld, want die ligt ten Noordoosten van de dorpsterp Schettens en bedoelde terp behoort tot dat dorp. Deze groep vondsten uit dezelfde terp kreeg 83a als groepnummer en vervolgens kregen alle vondsten een volgnummer. Er zijn in totaal 16 voorwerpen bekend, waarvan helaas tijdens mijn bezoek aan het Fries Museum slechts 5 traceerbaar waren. Eén van de hoogtepunten is een orenpot (nr. 83a-7) die 24cm hoog is en een middellijn van 26 cm.
Het bijzondere aan deze pot is niet alleen dat hij ongeschonden de
tijd heeft overleefd, maar ook speelt het een belangrijke rol in een publicatie
in het meest recente jaarboek van het Fries Genootschap, De Vrije Fries. Ernst
Taayke, een beroemde archeoloog, schreef een artikel over de terpentijd en de
latere volksverhuizingen tijdens de laat-Romeinse tijd. In dit artikel blijkt
dat de pot uit Bittens gezien kan worden als (voorbeeld van) het laatste echt
Fries aardewerk. Hij noemt deze tijd de 'oude aardewerkstijl'. De pot
dateert hij ca. 150-250 AD (Anno Domini), dus is hij minimaal 1850 jaar oud.
Hieronder een kort stukje uit dit artikel:
Gedurende bijna acht eeuwen was het Friese aardewerk gekenmerkt geweest door een zeer eigen vormontwikkeling, met in de tweede-derde eeuw AD potten met gefacetteerde randen en uitgetrokken oren, in glanzend zwart baksel uitgevoerd, als opvallendste exponenten. (afb. 2:1)
Latere vondsten hebben een duidelijk andere vorm en dhr. Taayke concludeert dan ook dat deze gemaakt zijn door een mengeling van volken, waaronder Saksen, die vanaf dan de Friese gronden bevolkten. Hij stelt dan ook dat wij niet de Friese terpbewoners afstammen, maar van de latere bewoners van deze streken.
Volgende maand het vervolg hierop
André A. Buwalda
e-mail: fam.aabuwalda@home.nl
Homepage: www.andrebuwalda.nl